In gesprek met een BPV-begeleider van een ROC over de instapcriteria voor werkbegeleiders uit mijn vorige blog reageerde hij als volgt: “wat vreemd. Wij leren de studenten in de opleiding al hoe zij studenten moeten begeleiden. Elke afgestudeerde medewerker moet dat kunnen doen, en HBO-ers al helemaal”. Hij vroeg zich af wat het nut van deze instapcriteria zijn.
Cora Smit benoemt
hier een aantal voorspelbare stadia in de ontwikkeling van mensen die aan een nieuw vak / een nieuwe baan beginnen. Deze stadia zijn:
Fase 1: Gericht op jezelf: hoe overleef ik
Fase 2: Gericht op je taak: hoe doe ik het goed
Fase 3: Gericht op de ander: de mensen zijn belangrijk
Fase 4: Gericht op impact: en nou moet het anders
Fase 5: Gericht op de essentie: hoe kan ik dit delen
Net afgestudeerde beroepsbeoefenaren, of studenten in opleiding, zullen in de eerste fase van hun werkende leven vooral gericht zijn op “Overleven en Hoe doe ik het Goed”. Pas in stadium 5 komt het delen van kennis en ervaringen aan de orde. In de tijd gezet lijkt het mij dat je dan zeker 2 tot 3 jaar verder bent. Begeleiders van leerlingen en stagiaires zullen in elk geval deze stadia doorlopen moeten hebben. Want, hoe kun je goede begeleiding bieden, coachende vragen stellen over een werkwijze als je nog zo met jezelf bezig bent? De rol van een werkbegeleider is ook het socialiseren van de stagiaires en studenten in opleiding; je moet dan zelf een goede voorbeeldfunctie kunnen vervullen.
Ik pleit er voor om het begeleiden van studenten uit de beroepsopleidingen te halen en in plaats daarvan de nadruk te leggen op het doorlopen van de ontwikkelingsstadia. Hoe leer je om te overleven in een nieuwe baan, hoe bouw je ervaring op, hoe leer je van je werk en hoe betrek je daar je collega’s bij?
En laten we voor de vakbekwame professionals leertrajecten ontwikkelen hoe zij hun ervaring en competenties kunnen overdragen aan studenten en beginnende beroepsbeoefenaren.
Reactie toevoegen